Studie naar verschillen jonge en oudere mannen met prostaatkanker

IKNL presenteert binnenkort een rapport, waarin specifiek aandacht wordt geschonken aan de variatie in zorg tussen jongere en ouderen patiënten met verschillende vormen van kanker. Prostaatkanker is één van de tumoren die in dit rapport aan de orde komt. In het kader van Movember worden in dit artikel alvast enkele uitkomsten gepresenteerd op basis van gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van mannen die in 2013 in Nederland zijn gediagnosticeerd met prostaatkanker.

Kanker is een ziekte die vaker voorkomt op oudere leeftijd. Onder invloed van de dubbele vergrijzing neemt het aantal oudere patiënten nog extra toe. Daar komt bij dat de diagnostiek en behandeling van oudere patiënten met kanker complexer is, mede doordat ouderen naast kanker vaak nog andere, bijkomende ziekten hebben zoals diabetes of COPD. 

Die complexiteit is de reden waarom oudere patiënten in de veel gevallen worden uitgesloten van deelname aan wetenschappelijke studies. Verder kunnen andere voorkeuren en wensen ten aanzien van de zorg een rol spelen bij mensen op leeftijd. Dat is de reden waarom IKNL binnenkort een rapport presenteert, waarin de variatie van zorg bij oudere en jongere patiënten in kaart wordt gebracht.

Prostaatkanker
In 2013 zijn in totaal 10.814 mannen in Nederland gediagnosticeerd met prostaatkanker, zo blijkt uit data van de NKR. Bijna de helft van alle mannen met prostaatkanker in Nederland is bij diagnose 70 jaar of ouder. Elk jaar komen er ongeveer 5.000 nieuwe patiënten bij. Tien procent van deze patiënten is 80 jaar of ouder bij diagnose. Op basis van de beschikbare data uit de NKR zijn patiënten in de leeftijdsgroepen van 70 tot 79 jaar en 80+ vergeleken met patiënten jonger dan 70 jaar. De drie meest opvallende resultaten uit deze studie zijn:

Patiënten in leeftijd 70+
Patiënten van 70+ worden vaker gediagnosticeerd met een hoger ziektestadium van prostaatkanker, een hogere Gleason-score en een hogere PSA-waarde bij diagnose in vergelijking met jongere patiënten. Mogelijke verklaringen voor dit ‘slechtere’ stadium bij diagnose van oudere patiënten kunnen zijn:

  • Oudere mannen raadplegen de huisarts doorgaans later in vergelijking met jongere mannen (mogelijk pas op het moment dat er sprake is van klachten).

  • Jongere mannen nemen verhoudingsgewijs vaker deel aan actieve screening in onderzoeksverband of passieve screening vergeleken met ouderen mannen

  • De huisarts verwijst oudere mannen later (bij een hogere PSA-waarde) naar de specialist dan jongere mannen.

Patiënten in de leeftijd 80+
Bijna een kwart van alle patiënten in de leeftijd 80+ met een klinische T1c-tumor (prostaatkanker enkel vastgesteld op basis van een biopt en verhoogde PSA-waarde) wordt volgens de uitkomsten van deze studie hormonaal behandeld. Dit betreft op jaarbasis ongeveer 40 patiënten. Van deze patiëntengroep met een klinische T2 tumor (tumor beperkt tot de prostaat) krijgt ruim een derde een hormonale behandeling. Dit betreft op jaarbasis ongeveer 80 patiënten.

Uit bovenstaande resultaten blijkt dat een deel van de oudere patiënten met gelokaliseerde prostaatkanker een hormonale behandeling krijgt, terwijl daar in eerste instantie geen indicatie voor lijkt te zijn. Voor patiënten met een cT1c tumor zou dit mogelijk het gevolg kunnen zijn van een inadequate stadiering, waarbij het vermoeden bestaat dat sprake is van een hoger ziektestadium. 

Relatieve overleving 
De relatieve overleving (als benadering voor de kankerspecifieke overleving) is voor jongere en oudere patiënten met gelokaliseerd prostaatkanker redelijk vergelijkbaar. De 5-jaarsoverleving van patiënten van 70 jaar of ouder met een gevorderd stadium (T3 of hoger) is 43% versus 53% voor patiënten jonger dan 70 jaar. Hierbij kunnen diverse factoren, zoals aanwezigheid van een of meer comorbiditeiten, de wens van de patiënt en/of terughoudendheid bij de keuze van een behandeling een rol hebben gespeeld.