Gebruik ondersteunende zorg hoger bij jonge overlevenden darmkanker

Jonge overlevenden van dikkedarmkanker maken vaker gebruik van ondersteunende zorg dan oudere overlevenden. Daarnaast hangt het gebruik van ondersteunende zorg samen met de gevoelde behoefte van overlevenden en met klinisch noodzakelijke factoren. Dat blijkt uit onderzoek van Jasmijn Holla (Reade), Joost Dekker (VUmc) en onderzoekers van IKNL. ‘Afgezien van de relatie met een jongere leeftijd lijkt het gebruik van ondersteunende zorg in Nederland heel billijk’, aldus de auteurs. Meer onderzoek is nodig om vast te stellen of er inderdaad sprake is van ongelijkheid in het aanbieden van ondersteunende zorg. Of hebben oudere overlevenden wellicht minder behoefte aan ondersteunende zorg? 

In een rechtvaardig gezondheidszorgsysteem zou de benutting van de gezondheidszorg voornamelijk verklaard moeten worden aan de hand van de behoefte die patiënten ervaren en klinisch noodzakelijke factoren. In deze studie is onderzocht of er beïnvloedende, veroorzakende en noodzakelijke factoren aanwezig zijn die samenhangen met het gebruik van ondersteunende zorg door overlevenden na behandeling van dikkedarmkanker in Nederland. Het gaat hierbij om dieetzorg, oncologische verpleegkundige zorg, fysiotherapie, psychologische zorg of deelname aan een revalidatieprogramma (bestaande uit een fysieke oefeningen en een psycho-educatieve component). 

Profielstudie 
De onderzoekers gebruikten cross-sectionele data van 3.957 overlevenden van colorectale kanker (1 tot 11 jaar na diagnose). De klinische gegevens van deze patiënten waren afkomstig van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en werden gekoppeld aan gegevens die patiënten zelf rapporteerden door middel van vragenlijsten via het patiëntenvolgsysteem Profiel (zie: www.profielstudie.nl). Met behulp van regressieanalyses gingen de onderzoekers na welke beïnvloedende, veroorzakende en klinisch noodzakelijke factoren samenhangen met door patiënten zelf gerapporteerd gebruik van ondersteunende zorg. 

Uit de analyses blijkt dat het gebruik van ondersteunende zorg vooral samenhangt met een jongere leeftijd, door patiënten gevoelde behoefte (lagere lichamelijke gezondheid, angstige en depressieve stemmingen  en vermoeidheid) en klinische noodzakelijke factoren (tumorstadium, radiotherapie, chemotherapie, comorbiditeit, de aanwezigheid van een stoma en een lagere BMI). 

Conclusie
J. Holla en collega’s concluderen dat het gebruik van ondersteunende zorg in Nederland door overlevenden van dikkedarmkanker op de eerste plaats samenhangt met een jongere leeftijd, door deze overlevenden gevoelde behoeften en met klinisch noodzakelijke factoren. Afgezien van de relatie met een jongere leeftijd lijkt het gebruik van ondersteunende zorg heel billijk. Verder onderzoek is nodig om te bepalen of er inderdaad sprake is ongelijkheid in het aanbieden van ondersteunende zorg aan oudere overlevenden. Of hebben oudere overlevenden wellicht minder behoefte aan ondersteunende zorg? 

Mogelijke verklaringen Een mogelijke verklaring voor het geringer gebruik van ondersteunende zorg door ouderen zou volgens de onderzoekers veroorzaakt kunnen worden door het gegeven dat ondersteunende zorg, net als primaire kankerzorg, onvoldoende is afgestemd op ouderen. Eerdere studies hebben aangetoond dat de primaire behandeling van colorectale kanker bij ouderen ondervertegenwoordigd is in multidisciplinaire teamvergaderingen. Ook krijgen ouderen minder vaak een behandeling aangeboden binnen de voorgestelde termijnen en hebben zij een hoger sterfterisico. Een andere mogelijkheid is dat ouderen andere, minder intensieve, ondersteunende zorg ontvangen. 

Dit laatste kan ook samenhangen met lagere niveaus van niet-beantwoorde behoeften aan ondersteunende zorg bij ouderen vergeleken met jongere overlevenden. Kankergerelateerde beperkingen ontwikkelen zich meestal geleidelijk door een opeenstapeling van gebeurtenissen (symptomen, diagnose, behandeling). Het is aannemelijk dat ouderen meer geneigd zijn een kankergerelateerde handicap te aanvaarden als onderdeel van een natuurlijk onderdeel van veroudering. De onderzoekers doen om die reden de aanbeveling om in toekomstige studies deelnemers direct na de diagnose te includeren, zodat objectieve meting van hun zorggebruik en behoeften aan ondersteunende zorg mogelijk is tijdens een lange periode van follow-up.  
 

  • Holla JF, van de Poll-Franse LV, Huijgens PC, Mols F, Dekker J.: ‘Utilization of supportive care by survivors of colorectal cancer: results from the PROFILES registry’.

  • Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl