Borstkanker nacontrole kan minder intensief

Uit het promotieonderzoek van Annemieke Witteveen aan de Universiteit Twente blijkt dat het aantal nacontroles voor vrouwen behandeld voor borstkanker in Nederland met meer dan 9.000 nacontrole bezoeken per jaar omlaag zou kunnen. De nacontrole kan meer op maat worden aangeboden gebaseerd op het risico van terugkeer van ziekte, zodat de vrouwen met een laag risico mogelijk minder vaak naar het ziekenhuis hoeven voor een borstfoto (mammogram). Nacontrole op maat voorkomt onnodige belasting van zowel de patiënt, de zorgverleners als ook het zorgbudget. 

Nacontrole borstkanker

In Nederland krijgen elke dag bijna 50 vrouwen te horen dat ze borstkanker hebben en dit aantal neemt toe. Daarentegen neemt het aantal vrouwen dat overlijdt aan borstkanker af. Dit komt omdat de behandelingen beter worden en omdat het vroeger ontdekt wordt. Na de behandeling van borstkanker lopen vrouwen het risico dat de ziekte weer terug komt. Dit wordt een recidief genoemd. Binnen tien jaar na de behandeling wordt bij ongeveer 4% van de vrouwen een recidief ontdekt in dezelfde borst en ongeveer 5% krijgt een nieuwe tumor in de andere borst. Het doel van de nacontrole is om recidieven zo vroeg mogelijk te vinden, omdat de uitkomsten voor de patiënt dan beter zijn. 

Verschil in risico op terugkeer

Hoewel er steeds meer personalisatie (op maat) plaatsvindt bij het behandelen van borstkanker, is dit niet het geval bij de nacontrole: deze is nog steeds gebaseerd op consensus en niet afgestemd op het daadwerkelijke risico dat een patiënt heeft. Witteveen: "Op dit moment is de nacontrole voor borstkanker voor iedereen de eerste vijf jaar gelijk, een jaarlijks mammogram en lichamelijk onderzoek. Na vijf jaar is de nacontrole volgens de huidige richtlijn afhankelijk van de leeftijd van de patiënt. Er is echter wel verschil in het risico op terugkeer van de borstkanker per patiënt. Dus zou het logischer zijn dat vrouwen met een laag risico, minder vaak gecontroleerd worden en vrouwen met een hoog risico misschien wel langer dan vijf jaar gecontroleerd worden." 

Uit het onderzoek bleek dat vrouwen met een hoger risico zelfs minder nacontrole ondergingen dan vrouwen met een lager risico. Ook wordt momenteel ongeveer de helft van de recidieven door de vrouw zelf gevonden en niet tijdens de nacontrole. En hoewel de nacontrole ook gerust kan stellen, is het ondergaan van een mammogram onprettig, en zorgen de nacontroles ook voor spanning en onzekerheid. Dus als vrouwen een heel laag risico hebben, worden ze eigenlijk onnodig belast. Daarnaast worden ook de zorgverleners belast en zijn er kosten verbonden aan de nacontrole, ook voor de patiënt zelf.

Mirjam Velting, programmamanager bij Borstkankervereniging Nederland: ”Nacontroles zijn medisch gezien dus niet altijd noodzakelijk, dit wordt bijna nooit besproken met de patiënt, terwijl dit ook een keuzemoment is in een gesprek tussen zorgverlener en patiënt.”

Nacontrole personaliseren 

Daarom is het belangrijk om de nacontrole te optimaliseren op basis van het persoonlijke risico op een recidief. Om het risico op een recidief te bepalen, is gebruikt gemaakt van de Nederlandse Kankerregistratie. In de NKR worden al sinds 1989 bijna alle nieuwe kankergevallen geregistreerd. De dataset die gebruikt is voor het onderzoek, bestond uit bijna 50.000 vrouwen. Witteveen ontwikkelde samen met het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en zorgverleners het INFLUENCE nomogram waarmee het risico op een recidief kan worden bepaald.

In haar onderzoek laat Witteveen ook zien hoe de nacontrole van borstkanker geoptimaliseerd kan worden op basis van het risico op een recidief voor elk mogelijk risicoprofiel, rekening houdende met de voordelen van vroege opsporing en nadelen van de nacontrole (zoals het ongemak en de spanning). Met dit model kunnen artsen samen met de patiënt onderbouwde beslissingen nemen. Zo zouden vrouwen met een hoog risico indien nodig meer controles kunnen krijgen, terwijl patiënten met een lager risico onnodige nacontrolebezoeken bespaard blijven. 

Prof. Siesling, één van de promotoren van Witteveen: “Samen met zorgverleners, verenigd in het Nationaal Overleg Borstkanker Nederland (NABON), verpleegkundigen, huisartsen en de Borstkankervereniging kijken we hoe dit model het beste doorontwikkeld en ingezet kan worden in de dagelijkse praktijk. Dit zowel vanuit de berekeningen, het presenteren van het risico op een begrijpelijke manier als ook de organisatie, op welk moment en met wie bespreek je het risico. Daarbij komt dat de nacontrole slechts één onderdeel is van de nazorg, waarin ook aandacht is voor bijvoorbeeld psychosociale klachten.“

Promotie

Het onderzoek van Witteveen maakt onderdeel uit van het INFLUENCE-project (INdividualized FolLow-Up for brEast caNCEr). Het onderzoek is uitgevoerd binnen de vakgroepen Health Technology and Services Research (HTSR) en Industrial Engineering and Business Information Systems (IEBIS) van de Universiteit Twente, in samenwerking met het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en clinici uit verschillende ziekenhuizen.

De promotie van Annemieke Witteveen heeft plaatsgevonden op vrijdag 2 november. Promotoren zijn prof.dr. M.J. IJzerman en prof.dr. S. Siesling.

Nomogram

 

INFLUENCE nomogram voor het tijdsafhankelijke risico op een locoregionaal recidief, te raadplegen op www.evidencio.com en www.utwente.nl/influence

Gerelateerd nieuws

Gepersonaliseerde follow-up: betere risico-inschatting & lagere zorgkosten

Gepersonaliseerde follow-up: betere risico-inschatting & lagere zorgkosten

De follow-up baseren op de individuele risico-inschatting van locoregionale recidieven kan bijdragen aan verlaging van het aantal follow-up-afspraken en levert een besparing op de zorgkosten. Teresa Draeger (Universität Regensburg, Universiteit Twente) geeft aan dat in de gebruikte simulatiemodellen, waarbij het INFLUENCE nomogram is gebruikt, een beperkt risico op vertraagde detectie van locoregionale recidieven wordt geaccepteerd.

lees verder

Deelname bevolkingsonderzoek leidt tot daling gevorderd stadium borstkanker

Deelname bevolkingsonderzoek leidt tot daling gevorderd stadium borstkanker

Borsttumoren die gevonden worden tijdens het bevolkingsonderzoek naar borstkanker hebben, onafhankelijk van de gehanteerde definitie voor gevorderde borstkanker, minder vaak een gevorderd stadium. Dat blijkt uit een studie van Linda de Munck (IKNL) en collega’s. Impliciet geeft deze uitkomst  een indicatie dat vroege opsporing leidt tot een verschuiving van het tumorstadium en daarmee ook vermindering van de behandelgerelateerde last en sterfte door borstkanker.

lees verder