Overleving kinderen en adolescenten met AML bijna verdubbeld in Nederland

De afgelopen decennia is de overleving van kinderen en adolescenten met acute myeloïde leukemie (AML) aanzienlijk verbeterd in Nederland. De 5-jaarsoverleving steeg van 40% in het begin jaren ’90 naar 74% in de periode 2010-2015. Dit blijkt uit een onderzoek dat uitgevoerd is door onderzoekers van het Integraal Kankercentrum (IKNL) en Prinses Máxima Centrum en gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Leukemia.

Ardine Reedijk, Gertjan Kaspers (beiden Prinses Máxima Centrum), Henrike Karim-Kos (IKNL) en collega’s maakten voor dit onderzoek, gefinancierd door KiKa, gebruik van gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en van de Stichting Kinderoncologie Nederland (SKION). "Dit is een unieke samenwerking waarbij de vooruitgang bij kinderen en adolescenten met kanker in Nederland op het gebied van incidentie, overleving en sterfte goed in kaart gebracht kan worden", vertelt Henrike Karim-Kos.

Incidentie AML neemt licht toe

De incidentie van AML nam vanaf de jaren ’90 licht toe (+1% per jaar) in Nederland. Deze stijging komt overeen met incidentie trends in Amerika (+1,1% per jaar tussen 1975 en 2010), Zweden en Italië. In Nederland was deze toename met name zichtbaar bij jonge kinderen tussen de 1 en 4 jaar (+2,2% per jaar).

De gestegen incidentie kan volgens de onderzoekers worden verklaard aan de hand van verbeterde toegang tot en optimalisatie van diagnostiek, en een verbeterd onderscheid tussen acute lymfatische leukemie (ALL) en AML. De mogelijke rol van omgevingsfactoren bij kinderen en adolescenten met AML is nog grotendeels onbekend.

Overleving in stappen verbeterd

De 5-jaarsoverleving van AML bij kinderen en adolescenten steeg van 40% in 1990-1994 naar 57% in 1995-1999, om pas in 2010-2015 verder te stijgen naar 74%. Het risico om te overlijden was gedaald met 49% na behandeling met het meest recente protocol ten opzichte van behandelprotocol dat begin jaren ’90 werd gehanteerd. De oorzaak van de gestegen overleving in de jaren ’90 is volgens de onderzoekers lastig te interpreteren, vanwege de subtiele veranderingen in therapieën die in deze periode plaatsvonden.

De meest recente verbetering in de overleving wordt door de onderzoekers toegeschreven aan verbeterd en geïntensiveerd gebruik van klassieke, chemotherapeutische middelen, betere ondersteunende zorg en verbeteringen van therapieën bij recidivering.

Dalende sterfte aan AML

Tegelijkertijd met de verbetering in overleving, vonden de onderzoekers een aanhoudende daling in de sterfte aan AML vanaf de jaren ‘90 (-2,8% per jaar). Deze bevinding onderstreept de overlevingsverbetering en laat zien dat er echt sprake is van vooruitgang bij de behandeling van kinderen en adolescenten met AML in Nederland, vertelt Henrike Karim-Kos.

De hoop is dat centralisatie van de zorg voor kinderen en adolescenten (vanaf juni 2018 gecentraliseerd in het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie in Utrecht) en internationale samenwerking de komende jaren zullen bijdragen aan verdere optimalisatie van de complexe zorg voor deze jonge patiënten met AML.