Studie naar gebruik parenterale voeding bij AML-patiënten

Studie naar gebruik parenterale voeding bij AML-patiënten

Uitzonderlijk gebruik van parenterale voeding bij patiënten met acute myeloïde leukemie (AML) hangt  samen met groter en ernstiger gewichtsverlies vergeleken met het gebruik van parenterale voeding zodra patiënten zelf niet meer in staat zijn voldoende te eten. Dat blijkt uit onderzoek van Rianne van Lieshout (Máxima MC, Veldhoven) en collega’s. Zij adviseren de serum leverwaarden van AML-patiënten te monitoren; met name bij het geven van  parenterale voeding bij patiënten met reeds verhoogde serum leverwaarden aan het begin van de behandeling.

In deze studie zijn verschillen in veranderingen van lichaamsgewicht en serum leverwaarden geëvalueerd bij patiënten met acute myeloïde leukemie die parenterale voeding (PV) kregen versus patiënten die géén parenterale voeding kregen tijdens remissie-inductietherapie. De verschillen in veranderingen van lichaamsgewicht en serum leverwaarden werden retrospectief onderzocht bij 213 patiënten die wel of geen parenterale voeding kregen in één van de drie participerende ziekenhuizen in Nederland tussen 2004 en 2015.

Studieopzet en resultaten

De onderzoekers verzamelden informatie uit de wekelijkse lichaamsgewicht- en serum leverwaardenregistraties in de medische dossiers. Veranderingen in het lichaamsgewicht werden vergeleken tussen ziekenhuizen waar parenterale voeding werd gegeven zodra patiënten onvoldoende zelf konden eten (‘PV-ziekenhuizen) en ziekenhuizen waar de inzet van parenterale voeding beperkt bleef tot enkele ernstige gevallen (‘niet-PV ziekenhuizen). Ook werden verschillen in hoogte en ernst van serum levertestafwijkingen tussen beide patiëntengroepen geëvalueerd aan de hand van de CTCAE-criteria (versie 4).

Uit deze vergelijkingen blijkt dat het gewichtsverlies bij patiënten in niet-PV-ziekenhuizen ernstig is en significant hoger (7%; 95% betrouwbaarheidsinterval 4%-10%) tijdens remissie-inductietherapie vergeleken met patiënten in PV-ziekenhuizen. Verder hing het krijgen van parenterale voeding samen met voorbijgaande milde tot matige verhogingen van de serum leverenzymen, maar niet met een stijging van de mediane algehele niveaus bilirubine noch met verhoging van CTCAE-levertestafwijkingen tot niveau 3 en 4.

Conclusies en aanbevelingen

Rianne van Lieshout en collega’s concluderen dat beperkte inzet van parenterale voeding gedurende intensive remissie-inductie behandeling samenhangt met groter en ernstiger gewichtsverlies ten opzichte van het geven van parenterale voeding zodra de orale voedingsinname ontoereikend is. Hoewel parenterale voeding samenhangt met milde tot gemiddelde (niet-klinisch relevante) verschillen in serum leverwaarden, wordt aanbevolen deze waarden te blijven monitorentijdens remissie-inductietherapie. Vooral bij patiënten met acute myeloïde leukemie die parenterale voeding krijgen en reeds verhoogde serum leverwaarden hebben.

Uit deze studie blijkt verder dat een hoger gewichtsverlies samenhangt met een langer verblijf in het ziekenhuis. Echter, in contrast met deze bevinding waren de verschillen in het bereiken van complete remissie en de 1- en 5-jaarsoverleving niet significant tussen patiënten die minder dan 10% versus meer dan 10% lichaamsgewicht verloren. De onderzoekers benadrukken dat de uitkomsten van deze verkennende analyses voorzichtig geïnterpreteerd dienen te worden in verband met het ontbreken van belangrijke prognostische variabelen. Op basis hiervan kunnen geen conclusies worden getrokken over de invloed van parenterale voeding en verlies van lichaamsgewicht op de overleving.

Toekomstig onderzoek

Een sterk punt van deze studie is dat de impact van het wel of niet geven van parenterale voeding is vergeleken tijdens remissie-inductietherapie. Enkele beperkingen waren de lange inclusieperiode van twaalf jaar, waardoor er verschillen bestonden in chemotherapieschema’s tussen de ziekenhuizen. Om deze en andere beperkingen uit te sluiten, wordt een prospectieve, gerandomiseerde multicenterstudie aanbevolen.