Studie naar klonale relatie urotheelcelcarcinoom hoge urinewegen & blaasrecidief

Studie naar klonale relatie urotheelcelcarcinoom hoge urinewegen & blaasrecidief

Een urotheelcelcarcinoom in de hoge urinewegen en het recidief van urotheelcelcarcinoom in de blaas zijn zeer waarschijnlijk klonaal gerelateerd. Patiënten met een primair urotheelcelcarcinoom in de hoge urinewegen lopen een groot risico om later een urotheelcelcarcinoom in de blaas te ontwikkelen. Indien het merendeel van deze tumoren inderdaad klonaal gerelateerd is, biedt dat in de toekomst wellicht opties voor nieuwe diagnostiek en vroegere detectie. Dat concluderen Thomas van Doeveren en collega’s op basis van een literatuurstudie.

Bij 22% tot 47% van de patiënten met een urotheelcelcarcinoom in de hoge urinewegen wordt na radicale nefro-ureterectomie een recidief in de blaas gevonden. Patiënten met een primair urotheelcelcarcinoom in de blaas hebben een 1% tot 5% hoger risico om in de toekomst een urotheelcelcarcinoom in de hoge urinewegen te krijgen. Urotheelcelcarcinomen in de hoge urinewegen en recidieven in de urineblaas zijn mogelijk klonaal gerelateerde tumoren afkomstig van intraluminale uitzaaiingen van tumorcellen. Een andere hypothese is dat tumoren onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan en daarmee niet klonaal aan elkaar zijn gerelateerd.

Literatuurstudie

In deze literatuurstudie zijn relevante publicaties beoordeeld op aanwijzingen voor een mogelijk klonale relatie tussen carcinomen in de hoge urinewegen en in de urineblaas. De onderzoekers begonnen met het systematisch doorzoeken van de databanken van Medline, Embase en Cochrane op relevante citaten gepubliceerd tussen januari 2000 en juli 2019. Van de 5.038 gevonden citaten werden 86 publicaties uitgebreid bekeken. Hiervan voldeden negen studies aan de inclusiecriteria.

Uit deze studies blijkt dat de populaties en moleculaire technieken om klonaliteit van urotheelcelcarcinomen in de hoge urinewegen en urineblaas te evalueren over de tijd grote verschillen vertonen. In acht studies werden primaire urotheelcelcarcinomen in de hoge urinewegen en metachrone of synchrone urotheelcelcarcinomen van de urineblaas gerapporteerd zónder voorgeschiedenis van urotheelcelcarcinoom in de blaas. Het ging hierbij om in totaal 118 tumoren van 49 patiënten, waarvan 55 urotheelcelcarcinomen van de hoge urinewegen en 63 blaasrecidieven. Van deze tumoren leek 94% klonaal gerelateerd te zijn.

In vijf studies werd melding gemaakt van primair urotheelcelcarcinoom in de blaas en recidief-urotheelcelcarcinomen van de hoge urinewegen met in totaal 61 tumoren (waarvan 30 urotheelcelcarcinomen in de blaas en 31 recidief-urotheelcelcarcinomen van de hoge urinewegen) afkomstig van veertien patiënten. Een mogelijk klonale oorsprong werd bij 85% van deze tumoren geïndentificeerd.

Conclusie en aanbevelingen

Thomas van Doeveren en collega’s concluderen op basis van deze literatuurstudie dat de meeste, zo niet alle, urotheelcelcarcinomen in de hoge urinewegen en recidief-urotheelcelcarcinomen in de blaas zeer waarschijnlijk klonaal gerelateerd zijn. Dit betekent dat patiënten met een urotheelcelcarcinoom in de urinewegen een vergroot risico hebben op het aansluitend ontwikkelen van tumoren binnen het gehele urinewegstelsel. Patiënten met een primair urotheelcelcarcinoom in de hoge urinewegen lopen daarbij het grootste risico om later een urotheelcelcarcinoom in de blaas te ontwikkelen.

Gelet op deze bevindingen is het volgens de onderzoekers belangrijk om dit verschijnsel uitgebreider te bestuderen in een grotere, prospectieve studie. Indien urotheelcelcarcinoom in de hoge urinewegen inderdaad klonaal gerelateerd is aan urotheelcelcarcinoom in de blaas, dan biedt dat kansen voor het eerder detecteren van patiëntspecifieke genetische mutaties door middel van niet-invasieve diagnostische technieken. Bijvoorbeeld door de invasieve cystoscopie te vervangen door een alternatieve urinetest met nog te ontwikkelen biomarkers.

Nabeschouwing

In deze studie is rekening gehouden met de beperkingen van oudere moleculaire technieken om DNA-sequenties in beeld te brengen versus moderne Next Generation Sequencing, inclusief actuele concepten voor tumorheterogeniteit en tumorevolutie. In recentere studies is met gebruik van moderne technieken diepgaander bewijs gevonden voor klonaliteit tussen urotheelcelcarcinomen van de hoge urinewegen en urineblaas. De volgorde van klinische detectie van meerdere tumoren in het urinewegstelsel hoeft daarbij niet altijd in lijn te zijn met de moleculaire ontwikkeling van deze tumoren, een karakteristiek die eerder is beschreven door A.A. van Tilborg et al. bij patiënten met meervoudige metachrone urotheelcelcarcinomen in de blaas. 

 

Gerelateerd nieuws

Promotieonderzoek toont aanzienlijke variatie blaaskankerzorg Nederland

cover proefschrift blaaskanker Lisa van Hoogstraten

Het creëren van een solide basis voor aanbevelingen om de zorg voor patiënten met blaaskanker te verbeteren. Dat is de doelstelling van het proefschrift ‘Blaaskankerzorg in Nederland; zijn richtlijnen en praktijk met elkaar in harmonie?’ van IKNL-onderzoeker Lisa van Hoogstraten. Samen met collega’s onderzocht ze de afgelopen jaren diverse aspecten van de blaaskankerzorg in Nederland door de variatie tussen ziekenhuizen te beoordelen, onderliggende factoren te identificeren en het effect van de variatie op de klinische uitkomsten en de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven van patiënten te evalueren.

lees verder

Veel ruimte voor verbetering in toepassing neoadjuvante chemotherapie bij spierinvasieve blaaskanker

Arm vrouw met infuus chemotherapie

Uit onderzoek blijkt dat er grote ziekenhuisvariatie bestaat in het gebruik van neoadjuvante chemotherapie bij patiënten met spierinvasieve blaaskanker. Dit lijkt impact te hebben op de overleving van de patiënt. De variatie kan voor een deel worden gereduceerd door betere naleving van de richtlijnen voor patiënten met stadium T3-4a blaaskanker en door kritische herevaluatie van de richtlijnen op basis van toekomstig wetenschappelijk onderzoek voor patiënten met stadium T2 blaastumoren. De onderzoekers hopen dat de studie leidt tot meer eenduidig beleid.

lees verder