Overleving bij jonge en oudere patiënt met endeldarmkanker gelijk

Bij jonge patiënten (tot 40 jaar) wordt vaker een gevorderd stadium van endeldarmkanker met ongunstigere kenmerken waargenomen dan bij patiënten van middelbare leeftijd (41-70 jaar). Desondanks zijn de overlevingskansen van beide groepen gelijk, mede omdat een jonge leeftijd een voorspellende factor is voor een betere overleving. Dat staat te lezen in een publicatie van chirurgen van het Catharina Ziekenhuis Eindhoven in samenwerking met onderzoekers van IKNL in de European Journal of Cancer. Hoewel het gebruik van adjuvante chemotherapie controversieel is, werd in deze studie een positieve correlatie gevonden met de overleving.

Jonge patiënten met endeldarmkanker lijken vaker een meer gevorderd stadium van de ziekte en een ongunstige tumormorfologie te hebben. De effecten van deze tumorkenmerken op de overleving waren bij deze specifieke patiëntengroep tot dusver nog niet duidelijk.

Jonge versus oudere patiënt 
De studie werd uitgevoerd aan de hand van een selectie patiënten met endeldarmkanker die tussen 1989 en 2010 werden gediagnostiseerd. De data waren afkomstig uit de databank van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De onderzoekers maakten een vergelijking tussen jongere patiënten (⩽40 jaar) met patiënten van middelbare leeftijd (41-70 jaar) met betrekking tot ziektestadium, tumorkarakteristieken, behandeling en resultaten.

Patiënten ouder dan 70 jaar werden uitgesloten, omdat de onderzoekers in deze studie vooral geïnteresseerd waren in de resultaten bij jongere patiënten (41 tot 70 jaar). RER-modellen (Relative excess risk) werden gebruikt om uni- en multivariate analyses uit te voeren voor het bepalen van de overleving. In totaal werden 37.056 patiënten geïncludeerd (⩽40 jaar n = 1.102).

Jonge patiënten hadden, vergeleken met patiënten van middelbare leeftijd, meer kans om stadium III (33,8% versus 27,8%) of stadium IV (24,3% versus 19,6%) endeldarmkanker te hebben. Bij jonge patiënten kwamen ook vaker mucineuze tumoren (10,8% versus 9,0%), zegelringcelcarcinomen (2,6% versus 0,6%) en slecht gedifferentieerde tumoren (16,6% versus 12,3%) voor.

Betere overleving jonge patiënt 
De behandeling van patiënten met stadium I-III verschilde niet tussen beide leeftijdsgroepen, behalve ten aanzien van adjuvante chemotherapie die meestal gegeven werd aan jonge patiënten (24,3% versus 14,4%). Een jonge leeftijd was een voorspellende factor voor een betere overleving bij patiënten met stadium I-III. Adjuvante chemotherapie was geassocieerd met een verbeterde overleving bij patiënten met stadium I-III.

Ricardo Orsini (Catharina Ziekenhuis, Eindhoven) en collega’s concluderen dat in jonge patiënten vaker een verder gevorderde ziekte en meer ongunstige kenmerken van de tumor worden waargenomen in vergelijking met patiënten van middelbare leeftijd. Ondanks deze kenmerken zijn de overlevingskansen van beide patiëntengroepen gelijk. Hoewel het gebruik van adjuvante chemotherapie als controversieel wordt beschouwd, werd in deze studie een positieve correlatie gevonden met de overleving.