Individuele benadering nodig bij patiënten met kleincellige longkanker

Er is meer aandacht nodig voor een meer geïndividualiseerde benadering van de behandeling bij patiënten met kleincellige longkanker. Die conclusie trekken dr. Mieke Aarts (IKNL) en collega’s op basis van een onderzoek naar het effect van bijkomende ziekten onder deze patiënten. Zo blijkt bijvoorbeeld een spijsverteringsziekte een gunstige invloed te hebben op de overleving van patiënten met een beperkt stadium van kleincellige longkanker, terwijl een cardiale aandoening een negatieve impact heeft. De studie werd uitgevoerd met gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van ruim 4.000 patiënten die tussen 1995 en 2012 werden gediagnosticeerd.

In de studie worden de trends geëvalueerd in de prevalentie van comorbiditeit en de prognostische impact daarvan in een cohort van niet-geselecteerde patiënten met kleincellige longkanker (SCLC). Alle patiënten (n = 4.142) die tussen 1995 en 2012 waren gediagnosticeerd met kleincellige longkanker in Brabant en Noord-Limburg werden geïdentificeerd in de databank van de Nederlandse Kankerregistratie.

Toename comorbiditeiten 
Uit de analyses blijkt dat de prevalentie van comorbiditeit is gestegen van 55% in 1995-1998 naar 76% in 2011 tot 2012. In dezelfde perioden nam de multimorbiditeit (dat wil zeggen 2 of meer bijkomende ziekten) toe van 23% naar 51%. Verder nam de prevalentie van comorbiditeit toe met het stijgen van de leeftijd. Bij mannen kwamen met name hypertensie (van 11% naar 35%), cardiale aandoeningen (19% naar 36%) en diabetes (7% naar 18%) vaker voor. Bij vrouwen waren de grootste toenames te zien bij longziekten (van 18% naar 30%), hypertensie (van 12% tot 28%) en cardiale aandoeningen (van 11% naar 24%).

De aanwezigheid van multimorbiditeit werd geassocieerd met een licht verhoogd risico op overlijden, onafhankelijk van de behandeling die patiënten met een vroeg stadium van kleincellige longkanker kregen (hazard ratio [HR] voor ≥ 2 bijkomende ziekten vs. geen bijkomende ziekte, 1.2, 95% betrouwbaarheidsinterval [BI], 1,0-1,4). Bij patiënten met multimorbiditeit en een gevorderd stadium van kleincellige longkanker waren de prognostische effecten het resultaat van de behandeling (hazard ratio voor ≥ 2 bijkomende ziekten versus geen bijkomende ziekte (HR1.2; betrouwbaarheidsinterval 95% 1,0-1,2).

Prognostische impact 
De prognostische impact van specifieke comorbiditeiten varieerden. Bij patiënten met een vroeg stadium van kleincellige longkanker leidde een spijsverteringsziekte tot een daling van het overlijdensrisico en bij cardiale aandoeningen tot een verhoging van het overlijdensrisico (HR voor spijsverteringsziekte versus geen spijsverteringsziekte, 0,7 [95% BI, 0,5-0,9] en een HR voor cardiale aandoeningen versus geen cardiale aandoening, 1,2 [95% BI, 1,0-1,3]). Bij patiënten met een gevorderd stadium van kleincellige longkanker nam het risico toe bij cardiale en cerebrovasculaire aandoeningen (HR 1,2 [95% BI 1,0-1,3] respectievelijk HR 1,3 [95% BI 1,1-1,6]).

Dr. Mieke Aarts en collega’s concluderen dat comorbiditeit bij patiënten met kleincellige longkanker vaak voorkomt en tussen 1995 en 2012 is toegenomen. Multimorbiditeit wordt geassocieerd met een licht verhoogd risico op overlijden bij patiënten met vroeg stadium van kleincellige longkanker, onafhankelijk van de behandeling. De prognostische effecten bij patiënten met gevorderde stadia van kleincellige longkanker waren het gevolg van de behandeling.

Geïndividualiseerde benadering 
Het hebben van een spijsverteringsziekte had een gunstige invloed op de overleving, terwijl een hartziekte een negatieve invloed had op de prognose bij patiënten met een beperkt stadium van kleincellige longkanker. Cardiale en cerebrovasculaire aandoeningen hadden een negatief, prognostisch effect op patiënten met een gevorderd stadium van kleincellige longkanker. Volgens de onderzoekers is er meer aandacht nodig voor een meer geïndividualiseerde benadering van de behandeling gelet op de toenemende last van comorbiditeiten bij patiënten met kleincellige longkanker.

Gerelateerd nieuws

Behandelkeuze stadium I NSCLC: veel variatie ziekenhuizen; overleving gelijk

Behandelkeuze stadium I NSCLC: veel variatie ziekenhuizen; overleving gelijk

Door centralisatie is het aantal ziekenhuizen in Nederland gedaald dat zelf longkankeroperaties uitvoert. Hoewel dit bijdroeg aan de variatie in behandelkeuze tussen ziekenhuizen, heeft dit in de praktijk bij patiënten met stadium I niet-kleincellige longkanker (NSCLC) niet geleid tot een slechtere algemene overleving. Dit suggereert volgens Julianne de Ruiter (NKI-AvLen collega’s dat verdere centralisatie van longkankerchirurgie waarschijnlijk geen nadelige impact zal hebben op de uitkomsten van behandeling.

lees verder

Proefschrift over betere diagnostiek & behandeling LCNEC

Pathologen en (long)oncologen worden bij de diagnose en behandeling van patiënten met grootcellig neuro‐endocrien longcarcinoom (LCNEC), een zeldzame vorm van longkanker, geconfronteerd met allerlei problemen. Jules Derks beschrijft in zijn proefschrift mogelijkheden die kunnen bijdragen aan betere diagnostiek en behandeling van deze ziekte. Zo kunnen patiënten met bevestigd LCNEC mogelijk voordeel hebben bij gecombineerde chemotherapie met platinum‐gemcitabine of platinum‐taxaan, een regime dat tot dusver bij patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom werd ingezet.
 

lees verder